Kerkorgel


Lange tijd is de kerk het exclusieve domein geweest van het kerkorgel, het is daar als het ware geboren. Grote componisten als Johann Sebastiaan Bach en Georg Friedrich Händel joegen al op jeugdige leeftijd opgekropte lucht door de pijpen van het orgel en lieten gelovigen en andersdenkenden jubelen en janken.

Deze muzikale grootheid heeft niet de solistische eigenschappen van kleine broer piano. Dat heeft hij ook niet nodig, want  van zichzelf is het kerkorgel in meerdere opzichten al groot genoeg. Dit instrument is vooral gemaakt om te begeleiden. Priesters,  het koor of de zingende kerkgangers laten hun stemmen graag sturen op de gebiedende klanken van deze doorluchtige pijpenkast. Eeuwenlang is het kerkorgel de ‘strenge meester’ geweest in gelovig Europa.

De nieuwe vrijheid van de twintigste eeuw verdroeg niet langer deze religieuze suprematie, de kerken liepen leeg en het instrument verstofte. In de jaren negentig van de vorige eeuw ontdekte Jasper van ’t Hof het kerkorgel en ging daarmee aan de slag om zijn honger naar nieuwe muzikale avonturen te stillen.

In het Italiaanse dorpje Bonefro mocht hij van de plaatselijke pastoor urenlang de mogelijkheden van het kerkorgel verkennen. Deze ontdekkingstocht bracht de oorstrelende klanken waarop hij hoopte, ongetwijfeld geïnspireerd door de spirituele ruimte van een kerk.  Nu twintig jaar later speelt hij nog regelmatig op voorname kerkorgels in verschillende Europese steden en komt er met regelmaat een nieuwe cd uit.

 

 

Jasper van 't Hof en Tony Lakatos